Leerdoelen

SMART

SMART leerdoelen helpen je om duidelijk te maken wat je wilt leren. SMART betekent Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden. Door je doelen SMART te maken, weet je precies wat je wilt bereiken en hoe je dat gaat doen.

SMART staat voor:

  • Specifiek: Het doel moet heel duidelijk zijn. Wat wil je precies bereiken? Hoe gedetailleerder, hoe beter.
  • Meetbaar: Je moet kunnen controleren of je het doel hebt gehaald. Dit doe je door een meetbaar resultaat aan je doel te koppelen.
  • Acceptabel: Het doel moet logisch en haalbaar zijn voor jouw situatie. Het moet passen bij jouw niveau en wat je nodig hebt om verder te komen.
  • Realistisch: Je moet doelen stellen die haalbaar zijn. Probeer niet te veel ineens te willen doen, maar zet kleine, haalbare stappen.
  • Tijdgebonden: Er moet een duidelijke tijdlijn zijn. Wanneer wil je het doel bereikt hebben? Denk aan een deadline zoals “binnen twee weken.”

Hoe stel je een SMART leerdoel op?

  1. Bepaal je leerdoel en wat je ermee wilt bereiken.
    Begin met het vaststellen van wat je precies wilt leren. Bijvoorbeeld: “Ik wil beter worden in presenteren.” Denk daarna na over waarom je dit wilt bereiken. Wat levert het je op? Wat verandert er als je dit doel bereikt?

  2. Maak het doel concreet en duidelijk.
    Formuleer je doel alsof je het al hebt bereikt. Begin met “Ik” en gebruik een actiewoord, zoals “kan”, “durf”, “weet” of “pas toe.” Wees specifiek. In plaats van “Ik ga beter presenteren,” zeg je bijvoorbeeld: “Ik geef tijdens mijn volgende presentatie een duidelijke inleiding, uitleg, en afsluiting, zonder te snel te praten.”

  3. Bedenk welke stappen je moet zetten.
    Om je doel te bereiken, moet je een plan maken. Wat moet je doen om dat doel te halen? Misschien moet je elke week een oefenpresentatie geven of feedback vragen aan een docent of collega. Maak een lijst van de acties die je moet ondernemen.

  4. Maak een planning en stel een deadline.
    Stel een tijdlijn op voor elke stap. Maak het plan realistisch: begin met kleine stappen als dat nodig is. Als je doel moeilijk is, deel het dan op in kleinere delen. Controleer regelmatig je voortgang en kijk of je op schema ligt. Zo ja, dan kun je doorgaan. Zo niet, pas dan je plan of je doel aan.

Voorbeelden van SMART leerdoelen

  • Niet SMART: “Beter worden in structuur aanbrengen.”

  • Wel SMART: “Ik gebruik tijdens mijn volgende presentatie een duidelijke inleiding, uitleg en afsluiting, en zorg dat ik niet af wijk van het onderwerp.”

  • Niet SMART: “Beter communiceren.”

  • Wel SMART: “Tijdens het volgende werkoverleg zorg ik ervoor dat iedereen mij goed kan verstaan door langzaam te praten en pauzes te nemen tussen mijn zinnen.”